Kolonel der Artillerie G.F.W. Borel
Gouverneur der KMA van 1891 - 1894.
Voorganger H.F.C. Hardenberg |
Overzicht Gouverneurs | Opvolger C.L. Pesch |
Loopbaan
G.F.W. Borel werd geboren in het jaar 1837 en volgde een opleiding als cadet aan de ,,Kon. Mil, Academie voor de Zee- en Landmacht'' te Breda, waar hij in 1852 arriveerde. Als cadet bij het wapen der artillerie werd hij geplaatst in het 1e studiejaar en hij voltooide zijn studie in het jaar 1857, nadat hij het 3e studiejaar gedoubleerd had. Bij Koninklijk Besluit van 14 juli 1857, no. 10 werd hij benoemd tot 2e Luitenant der artillerie en aangesteld bij het 2e Regiment Vesting Artillerie hier te lande, maar werd onmiddellijk voor de tijd van 5 jaar gedetacheerd naar Nederlands-Oost-Indië.
Op 17 augustus 1859 werd hij bevorderd tot 1e Luitenant der artillerie en in die rang nam hij deel aan ,,de expeditie in de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo, 1860", waarvoor hij bij Kon. Besluit van 18 februari 1861, no. 82 werd benoemd tot Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse.
In 1862 keerde hij terug naar Nederland en werd met ingang van 1863 geplaatst bij de 3e Compagnie van het 3e Regiment Vesting artillerie in Maastricht, waarna hij in 1864 naar de 11e Compagnie van hetzelfde Regiment en in 1865 naar het 5e Compagnie van genoemd Regiment.
In 1868 werd hij adjudant van het Materieel bij de Artillerie-Stapel- en Constructiemagazijnen te Delft en op 22 april 1868 werd bij bevorderd tot Kapitein, waarna hij in 1869 werd overgeplaatst bij het Korps Pontonniers, dat toentertijd was ondergebracht bij de artillerie, maar administratief werd hij ingedeeld bij het 3e Regiment Vestingartillerie.
In 1870 werd hij geplaatst bij het Depot van het Regiment Veldartillerie te Utrecht, waar hij vanaf 1871-1873 instructeur was. In dat jaar werd hij wederom, nu voor de tijd van 2 jaar, gedetacheerd bij de Artillerie van het leger in Nederlands Oost-Indië.
Daar nam hij deel aan de expeditie naar Atjeh, waarvoor hem bij Kon. Besluit van 12 november 1876, no. 18, de Eresabel werd verleend, vanwege de krijgsverrichtingen tegen Atjeh van 15 augustus 1874-28 februari 1875. In 1875 keerde hij terug naar Nederland en werd geplaatst bij het Regiment Veldartillerie te 's-Gravenhage en in 1876 ging hij over naar het 6e bataljon van het 2e Regiment Veldartillerie eveneens te 's-Gravenhage.
In 1878 werd hij toegevoegd aan de Commandant der bereden artillerie, een functie die hij tot 1883 heeft uitgeoefend. Op 19 april 1884 werd hij bevorderd tot Majoor en benoemd tot Commandant van de 1e Afdeling van het 3e Regiment Veldartillerie,waarvan de Staf in Roermond was gevestigd.
Op 23 maart 1887 werd hij bevorderd tot Luitenant-kolonel der artillerie. De functie van Afdelingscommandant bij het 3e Regiment Veldartillerie werd door hem uitgeoefend tot 8 oktober 1891 toen hij benoemd werd tot Gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie, Op 2 november 1891 nam hij in tegenwoordigheid van het cadettenbataljon op 'het buitenplein der Academie'' het commando over van zijn voorganger Generaal-majoor Hardenberg. In die maand werd hij tevens bevorderd tot kolonel der artillerie.
Tot 27 februari 1894 zou hij Gouverneur van de K.M.A. blijven, want op die datum werd hij benoemd tot Inspecteur van het Militair Onderwijs.
In de cadettenalmanak van 1895 werd van deze 16e Gouverneur afscheid genomen : "Het was met leedwezen: dat wij hem zagen vertrekken, die als chef de hoogachting en sympathie van ons allen bezat''. Door zijn benoeming tot Inspecteur van het Militair Onderwijs werd hij in de Grote Staf van het Leger opgenomen.De in januari 1898 gepensioneerde Generaal-majoor Borel overleed te Nauheim op 4 augustus 1907.
Hij is een van de weinige officieren van het Nederlandse leger, die in Indië gedetacheerd, met de Eresabel werd begiftigd. Zijn Eresabel is tentoongesteld in de expositieruimte in het Koningin Wilhelmina Paviljoen.
Staat van Dienst
STAAT VAN DIENST | |
14 juli 1857 | 2e Luitenant der artillerie en geplaatst bij het 2e Regiment Vestingartillerie, en voor 5 jaar gedetacheerd naar Nederlands-Indië. |
17 aug. 1859 | Bevorderd tot 1e Luitenant en geplaatst in de Zuider- en Ooster-afdeling van Borneo. |
18 febr. 1861 | Ridder M.W.O, 4e klasse bij K.B. van 18-2-1861 , no. 82 (expeditie Z. en 0. Afdeling van Borneo, 1860). |
1862 | Terug naar Nederland en geplaatst bij het 3e Regiment Vestingartillerie, |
22 april 1868 | Kapitein der artillerie. |
1868 | Geplaatst bij de Artillerie Stapel- en Constructie- magazijnen te Delft. |
1869 | Geplaatst bij het Korps Pontonniers. |
1870-1873 | Instructeur bij het Depot van het Regiment Veldartillerie. |
1873 | Voor 2 jaar gedetacheerd bij de artillerie in Oost- Indië |
1874-1875 | Expeditie naar Atjeh. |
1875 | Terug in Nederland. |
12 nov. 1876 | Bij Kon. Besluit van 12 nov. 1876, no. 18 de Ere-sabel verleend (krijgsverrichtingen tegen Atjeh 15 aug. 1874-28 febr. 1875). |
1876 | Geplaatst bij het 6e Bataljon van het 2e Regiment Veldartillerie. |
1878-1883 | Toegevoegd aan de Commandant der bereden artillerie. |
19 april 1884 - 8 okt. 1891 | Commandant van de 1e Afdeling van het 3e Regiment Veldartillerie te Bergen op Zoom. |
19 april 1884 | Majoor der artillerie. |
23 maart 1887 | Luitenant-kolonel der artillerie. |
8 okt. 1891 - 27 febr. 1894 | Gouverneur van de Kon. Mil. Academie. |
17 nov. 1891 | Kolonel der artillerie. |
27 febr. 1894 - 1 jan. 1898 | Inspecteur van het Militair Onderwijs. |
21 aug. 1895 | Generaal-majoor der artillerie. |
1 jan. 1898 | Gepensioneerd. |
4 aug. 1907 | Overleden te Nauheim (Duitsland). |
Onderscheidingen
ONDERSCHEIDINGEN
Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse.
Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Eresabel.
Ereteken voor belangrijke krijgsverrichtingen met de gespen : Borneo 1859-'63; Atjeh 1878-'96.
Atjehmedaille 1873-74.
Ereteken voor langdurige dienst als officier met het cijfer 40.